Totale Knie Prothese

Wanneer een knieprothese?

Een intact kniegewricht vertoont gladde kraakbeenoppervlakken die een zekere elasticiteit vertonen. Intacte oppervlakken kunnen vrij over elkaar glijden en laten een normale en pijnvrije beweeglijkheid en belasting toe. Abnormale slijtage van gewrichtskraakbeen wordt artrose genoemd. Bij artrose ontstaat er een progressieve aantasting van het kraakbeen, waardoor de botten in rechtstreeks contact komen. Hierdoor ontstaan misvormingen, pijn en ontstekingsverschijnselen.

Indien niet-chirurgische behandelingen (fysiotherapie, kinesitherapie, pijnstillende en ontstekingswerende medicatie) geen of onvoldoende resultaat geven, moet de bedekking vervangen worden. Dit noemen we een prothese.

Wanneer (nog) geen knieprothese?

De indicatie voor het plaatsen van een knieprothese bij artrose wordt gesteld op basis van pijn, functieverlies en radiologische afwijkingen. Als iemand door artrose knieklachten heeft, volgt eerst een behandeling zónder operatie. Dit wordt ook wel een conservatief behandeltraject genoemd.
Dit behandeltraject kan bestaan uit voorlichting, een eventueel gewichtsreductie bij diëtiste, pijnstilling en fysiotherapie.​

Patiënten accepteren steeds minder vaak lichamelijke beperkingen door artrose van de knie en vragen daarom sneller om een prothese. Het klachtenpatroon bij artrose is in het begin echter zeer variabel, en een gewrichtsvervanging is een grote ingreep die complicaties met zich mee kan brengen. Daarom is het pas verantwoord tot operatie over te gaan als conservatieve behandeling niet meer helpt.

    Wat is een knieprothese?

    Een knieprothese is zo ontworpen dat ze zo goed mogelijk de normale knie nabootst. Ze bestaat uit een bedekking van het dijbeen en het scheenbeen, en meestal ook van de knieschijf.
    Alle onderdelen zijn vervaardigd uit chroom-cobaltlegeringen, titanium en poly-ethyleen. Dergelijke componenten worden goed verdragen in het menselijk lichaam, geven geen reacties, en laten een pijnloze beweging toe voor een lange duur.
    De bedoeling van de ingreep is om het versleten kraakbeen te verwijderen en de oppervlakkige laag van de verschillende beenderen te herbedekken met het implantaat. Dit op een zo nauwkeurig mogelijke manier.

    Nieuwe evoluties in de (knie) prothese chirurgie

     

    Ook in de geneeskunde zijn er steeds belangrijke technische evoluties om zo nog betere en betrouwbare resultaten te kunnen bekomen met onze patiënten.

    De kniechirurgen van AZ Alma ontwikkelden een Patella In Place Balancer (PIPB). Dit instrument zorgt ervoor dat de knie op een heel precieze manier kan geplaatst worden door de spanning van de ligamenten te respecteren. Hierdoor is er geen noodzaak aan het releasen (losmaken) van deze ligamenten.

    Een andere evolutie is de robot geassisteerde (knie) chirurgie. 

    Ook in de hoogtechnologische kniechirurgie maakt deze gedigitaliseerde technologie zijn ingang. Deze technologie geeft kniechirurgen nog nauwkeurigere instrumenten om met toenemende precisie en accuraatheid knieprothesen te plaatsen dan de huidige conventionele technieken.

     In het AZ ALMA ziekenhuis zijn we als groep kniechirurgen (Dr Van den Wyngaert, Dr Ghijselings,Dr Demurie,Dr Van Onsem) bij de eersten in Europa om robot geassisteerde knieprothese chirurgie (Mako-robot) uit te voeren met de de gedigitaliseerde robot-arm geassisteerde chirurgie .

    Met deze hoog technologische en minder invasieve chirurgie kan nauwkeuriger geopereerd worden in moeilijk bereikbare zones van het menselijk lichaam dan met  klassieke conventionelere technieken.

    Voordat je een knie-prothese ingreep krijgt met deze robot geassisteerde technologie dient wel een scan opname (CT-scan) van de zieke knie te worden genomen op de dienst radiologie. Dit dient minimum 2 weken voor de ingreep te gebeuren zodat de planning van de ingreep kan gebeuren. Deze scan wordt gebruikt om te bepalen welke maat van implantaat nodig is en in welke positie deze dient geplaatst te worden.

    Totale knieprothese versus partiële knieprothese

    Indien de artrose slechts één van de drie kniekamers heeft aangetast, kan gekozen worden voor een partiële knieprothese, waarbij – in tegenstelling tot de totale knieprothese – niet het gehele kniegewricht vervangen wordt. Er zijn drie types: de mediale unicondylaire knieprothese vervangt de binnenste kniekamer, de laterale unicondylaire prothese vervangt de buitenste, en de patellofemorale prothese vervangt de knieschijf.

    Het voordeel van een partiële knieprothese is dat de revalidatie sneller verloopt, gezien de ingreep minder invasief is. Bovendien keert een normaal fysiologisch gevoel in de knie doorgaans sneller terug en kan een partiële prothese indien nodig eenvoudig gereviseerd worden naar een totale prothese. Wat in uw geval de beste optie is, wordt steeds grondig geëvalueerd en besproken na onderzoek en medische beeldvorming.

    Zorgpad Totale Knie Prothese – LaZi-RUSH

    De dienst perfectioneerde een uniek zorgprogramma voor de plaatsing van de knieprothese, dat speciaal ontworpen werd om geen ligamenten of spieren in de knie te kwetsen. Omdat er zo veel minder secundair trauma wordt aangericht dan bij de gangbare operatietechnieken, kan de patiënt veel sneller en pijnvrijer revalideren.

    De korte hospitalisatieperiode (verblijf van 1 tot 3 dagen) impliceert een multidisciplinaire aanpak waarbij iedereen die bij uw revalidatie betrokken is in hetzelfde behandelings-concept meewerkt: chirurg, fysiotherapeut, kinesitherapeut, ergotherapeut, verpleegkundige, sociale dienst en orthopedisch technicus.
    meer info ook op www.lazirush.eu

    Hoe lang gaat een knieprothese mee?

    De gemiddelde levensduur van een knieprothese hangt af van de gebruikte criteria. Nemen we revisie (plaatsing van een nieuwe prothese) als signaal van falen van de eerste knieprothese, dan is het “overlevingspercentage” na 10 jaar nog steeds 95%. Met andere woorden: amper 5 op 100 patiënten heeft na tien jaar een nieuwe prothese nodig.
    Na twintig jaar blijkt het overlevingspercentage van de protheses nog steeds 86% te zijn. Let wel, het gaat hier over operaties die reeds twintig jaar geleden werden uitgevoerd. De technieken en prothesen evolueren doorheen de jaren – recente knieprotheses gaan wellicht nog langer mee.

    Wist je dat?

    De levensduur van protheses wordt bijgehouden in zogenaamde implantregisters. Deze databanken zijn een interessante bron om de evolutie van de resultaten van knieprotheses te evalueren. Ook in België is er een implantregister, Orthopride, waar elke orthopedisch chirurg zijn geplaatste knieprotheses moet registreren. 

    Zo worden, naast de excellente langetermijnresultaten, nog een aantal andere tendensen duidelijk. Naast het toenemende aantal patiënten dat een knieprothese krijgt door de vergrijzing van de bevolking, valt het op dat ook jongere patiënten (onder de 50 jaar) steeds vaker een knievervangende operatie ondergaan. 

    In de leeftijdsgroep onder de 65 jaar blijkt het risico op falen van de knieprothese beduidend hoger. De groep die echter het snelst toeneemt voor heroperatie en dus revisie naar een nieuwe prothese is de groep onder de 60 jaar. Vooral bij patiënten tussen 50 en 55 jaar blijkt de revisiekans zeer groot op korte termijn, voornamelijk bij mannen.

    Vandaar dat de keuze voor het plaatsen van een knieprothese zeer weloverwogen moet gebeuren. Vooral omdat een knieprothese-ingreep, hoewel het een routine-operatie is met excellente resultaten, een “terminale” of eindstandige ingreep is waarbij heroperatie (revisie) geen garantie geeft op een beter resultaat dan de eerste ingreep.